In de nacht dat er in Grimsby 70 (three score and ten) mannen verdronken, heeft ook Nederland veel hinder ondervonden van deze storm. Een groot deel van Rotterdam stond bijvoorbeeld onder water.
Het volgende krantenartikel stond op 12 februari 1889 in Het Nieuws van de Dag.:
De Storm.
Gedurende den verschrikkelijken sneeuwstorm, strandde Zaterdagmiddag ten zuiden van: Kamp, gemeente Schoorl Fransche driemastschoener Jean Bart, kapitein Ropers, thuis behoorende te St. Brieux, met zand (ballast) van Antwerpen naar Sunderland.
Onmiddellijk begaf zich de plaatselijke commissie van de Noord- en Zuidhollandsche Reddingmaatschappij, te Petten, niet de reddingstoestellen op weg om hulp te bieden.. Toen zij op de plaats des onheils aankwam, waren van de, acht opvarenden nog slechts 4 op het schip aanwezig; de anderen waren reeds over boord geslagen. Terstond werden pogingen. aangewend, om met vuurpijlen eene lijn over het schip te schieten, maar, helaas, zonder gevolg, telkens brak het touw. Een der schipbreukelingen begaf zich daarop met eene lijn in de hand tewater. Voorzeker zou deze afgetobde man verdronken. zijn, waren niet – Tennis Brouwer en Pieter Roozing met -ware doodsverachting in zee gesprongen. Wadende en zwemmende, bereikte Brouwer den ongelukkige, en onmiddellijk bijgestaan door Roozing en anderen, mocht hij het genoegen smaken hem aan land te brengen. De schipbreukeling had het touw echter moeten loslaten.
Soms tot de borst toe in het water te midden van. de hevige sneeuwbuien, stonden daar nu weder de Petteners met hun moedigen burgemeester A. Eriks Kz. aan het hoofd, zonder te kunnen helpen. Toch de moed niet opgegeven!
Na veel vergeefsche moeite en inspanning kwam toch eindelijk, vooral door de onvermoeide pogingen van T. Brouwer en den Heer S. Weg, de verbinding van het vaartuig niet het land tot stand. Nu waren de ongelukkigen spoedig aan wal. Goddank want ’t werd tijd.
Behalve bovengenoemden hebben zich bij deze moeitevolle redding vooral onderscheiden de Heer J. Giltjes, en de werklieden J. Brouwer, J. Timmerman, Gd. Timmerman, allen. van Petten, en C.Knoef van Schoorl.
Zaterdag is te Petten het lijk aangespoeld van. een man met zwarten baard. De weinige nog overgebleven kleeding was niet gemerkt.
De Zaterdag te Scheveningen gestrande Engelsche bark is de Benavon, metende 434 ton, kapitein James Brock, komende met stukgoederen van . Hamburg en bestemd naar Sydney (Australië). Eigenaars van het schip zijn de reeders Watson Brothers, te Glasgow.
Bij zijn vertrek uit Hamburg, drie dagen geleden, had de kapitein een loods aan. boord genomen, die hem door de Noordzee zon brengen. Aan een misverstand is het te wijten, dat het schip op onze kust kwam; de loods meende, dat het licht van den vuurtoren te Scheveningen een licht van de Engelsehe kust was, en na die vergissing was het niet meer mogelijk van wal te komen.
Omstreeks half vijf strandde de Benavon, onder de gemeente Wassenaar, ongeveer 3 kilometer benoorden de grens onzer gemeente. Toen de hoofdagent van politie Vennik, gedetacheerd bij het posthuis van het Kurhaus, te half zes de ronde deed, bemerkte hij dat er ten noorden van Scheveningen een schip in gevaar verkeerde; men -was toen op de Benavon aan het stakelen. Daar de telefoon aan het posthuis defect was, zond hij allerijl een agent naar het commissariaat in de Keizerstraat, vanwaar terstond aan de directie veel de afdeeling Scheveningen van de Reddingsmaatschappij werd kennis gegeven, dat, er een schip in nood was.
Omstreeks 7 uur verlieten 2 man der equipage in een eigen boot de Benavon, en bereikten behouden het strand. de lijn, die zij van boord hadden medegenomen om communicatie tusschen het schip en het strand — een lengte van ruim 200 meters — te krijgen, werd stuk geslagen, maar gelukkig trof de eerste pijl de beste, die door den Heer Thomas werd afgeschoten vanwege de Reddingmaatschappij, haar doel en spoedig daarna was een zwaardere lijn naar boord gehaald, waar men bereids een paar ladders aaneengebonden en aan den boeg had gehangen, om het schip te kunnen verlaten.
Omstreeks half acht was de reddingboot in zee en de eerste tocht naar de Bennvon,, hoewel de lijn natuurlijk gevolgd werd, kostte buitengewone inspanning.. Een luid gejubel ging er op, toen de eerste zes schipbreukelingen aan strand werden gedragen. Tot viermalen toe gingen. de wakkere Scheveningers naar de Benavon, en hunne pogingen slaagden volkomen.
Ze hadden het voorrecht, allen, twee-en-twintig getal, te redden. To half tien was de laatste tocht volbracht.
Toen de boot voor de eerste. maal teruggekeerd was, kwam ook de reddingboot van Katwijk met acht paarden bespannen, in draf aanrennen. De burgemeester van die gemeente, de Heer De Ridder, vergezelde de bemanning, en daar nog velen aan boord naar spoedige verlossing uit het gevaar verlangden, ging ook deze boot in zee. En het bleek nu, dat de lijn, die van het strand naar het schip reikte, van onberekenbare waarde was, want, hoe dapper de, Katwijkers zich ook weerden, en hoe dicht zij ook een enkele maal het vaartuig genaderd waren, zij moesten. toch onverrichter zake terugkeeren.
Dat zij het nog herhaalde malen zouden beproefd hebben, wanneer de Scheveningers niet zoo gelukkig gewerkt hadden, niemand, die bij de redding tegenwoordig is geweest, zal daar een ogenblik aan twijfelen.
De heeren A. Hoogenraad, D. Verbaan, A. de Jong en A. Groen, als directeuren van de Reddingmaatschappij, brachten er het hunne toe bij, dat alles met orde en kalmte geschiedde; zij werden daarin flink bijgestaan door den Heer Vernée, die thans als commissaris van rijkspolitie optrad en reeds te 7 uren op,de strandingsplaats tegenwoordig was.
Op zijn verzoek werden de schipbreukelingen in het Kurhaus opgenomen; de Heer Reiss gaf gereedelijk aan dat verzoek gehoor. En reeds voordat zij in het Kurhaus kwamen, ondervonden de zeelieden hoe. de Heer Reiss voor hen zorgde. Met elken wagen, die vertrok om een gedeelte der bemanning van de strandingsplaats naar het Kurhaus te brengen, werd een aantal dekens medegegeven, om daarin de geredden te wikkelen.
Dr. De Niet en Dr. Van. der Mandele brachten eenige uren aan het strand door, om te kunnen bijstaan, wanneer er geneeskundige hulp nodig was; de vorige malen was gebleken, hoe in dergelijke gevallen geneeskundige hulp een deel van de redding uitmaakt. Doch alle geredden waren volkomen wel en ieder uitte op zijn wijze zijn vreugde en zijn dankbaarheid.
Van den kapitein vernam men, dat gisteren door een stortzee de tweede stuurman Donald Morrison over boord was geslagen en omgekomen, en ook dat de Benavon, toen zij strandde, 15 voet water maakte. Wat er van het schip, dat pas enkele jaren telt, en van de rijke lading, die het bevat, worden zal, is nog moeilijk uit te maken. Waarschijnlijk zal men, als het weder niet verslimmert, spoedig aan het bergen van de lading gaan; of het daarna mogelijk is, het schip af te brengen, zal de ondervinding moeten leeren. Niemand is er, die dat bepalen kan.
.Als men het; stalen schip met zijne dubbele marsraas van liet strand af ziet, zou men, als leek, niet zeggen, dat het verblijf daar aan boord nog zoo gevaarlijk was; het staat recht op de bank en maakt een lichte beweging, van oost naar west en omgekeerd. Maar men moet niet vergeten, dat het een kielvaartuig is. Jammer zou het zeker zijn, als het aan de zee zou moeten worden prijsgegeven.
De Engelsche gezant aan ons hof heeft geruimen tijd aan het strand tijdens de redding vertoefd! morgen zal de kapitein voor den gezant de scheepsverklaring afleggen.
Zondag te een uur heeft de burgemeester van Wassenaar de taak der bewaking aan. het strand van den Heer Vernée overgenomen.
Dank zij de welwillendheid van den directeur van. het postkantoor te Scheveningen, den Heer Hofstede, was er Zondag den geheelen dag gelegenheid tot telegrafeeren.
Zaterdagavond, omstreeks half zes, is te Scheveningen geland de Katwijksche bomschuit De Vrouw Johanna van den reeder van. der Marel. Tot drie malen toe werd de schuit tijdens den storm van ’t anker geworpen en verloor op die wijze 7 touwen met alle ankers. Daarop is het met kalen mast en een stormfok aan het stag naar de kust komen lenzen en gelukkig geland, een mijl te,n noorden van het proefveld der artillerie.
Te Scheveningen is Zondagmorgen aangespoel enig hout en ook een zwaard, afkomstig van de Scheveningsche bomschuit SCH 169, De vier gebroeders, stuurman Krijn Dijkhuizen, reeder M. J. Tuyt.
Zondag voormiddag kwamen te Scheveningen, nog twee bomschuiten aan, van de reeders A. de Mos en M. de Niet Az., de eerste was tweemaal, de andere viermaal van haar anker geworpen, zoodat beide schepen zonder ankers en touwen uit zee terugkeerden.
Ten noorden van Scheveningen, nabij Katwijk is Zondagmorgen gestrand een vischsloep van Ostende. De bemanning, bestaande uit zes man, is met eigen boot behouden aan het strand gekomen.
In de buitenhaven te Vlaarding en was het water 3.17 M. boven A. P. gerezen.
In 1825, toen het water tot 3.20 M. boven A. P. rees (sedert niet meer voorgekomen), stond het grootste gedeelte van Vlaardingen onder water. Nu evenwel werd in de stad in het minst geen last van het hooge water ondervonden, dank zij de nieuw aangelegde keersluis. Zij heeft een flinke proef doorstaan en bewijzen van hare solide constructie gegeven. Buiten de keersluis en den spoorweg tot aan de Maas was het één zee; vele gebouwen stonden halverwege onder water. De spoorwegdijk, hoewel op enkele plaatsen minder sterk, hield zich gelukkig goed, daar anders een dicht bevolkte buurt zon overstroomd geworden zijn.
Zaterdagmorgen is op de lijn Mechelen – Terneuzen de machinist Geerling tusschen Axel en Sluiskil door een hevigen rukwind van de in volle vaart zijnde machine geworpen. Toen de trein daarop onmiddellijk stilhield, bleek dat de man slechts eenige kwetsuren hal bekomen. Dr. Callenfels, uit Hulst, die zich op den trein bevond, verleende de eerste geneeskundige hulp.
Het echte artikel vind je hier